Waar zijn ze gebleven, al die winkeltjes in het centrum van Nijkerk?

7 januari 2014 om 00:00 Nieuws

NIJKERK - Hoe oud zal ik zijn geweest? Acht, negen jaar misschien, ouder niet. Op die leeftijd deed ik iedere zaterdagochtend boodschappen voor mevrouw A. Wassink, de vrouw van schilder P. Wassink aan de Kerkstraat, hoek Gasthuisstraat. In het pand waar sinds jaren slijterij De Moor zijn nering drijft zat toen de in Nijkerk vermaarde schilderszaak van Wassink. Omdat op zaterdag de winkel geopend was had 'tante Anna' iemand nodig om de wekelijkse boodschappen te doen, Buurjongetje Harry, die op zaterdagochtend altijd de huur kwam betalen van Gasthuisstraat 11, het huis dat zijn ouders sinds hun trouwen voor acht gulden per week huurden van de familie Wassink, kon dat mooi doen en werd al snel 'bevorderd' tot boodschappenjongen. Ik zat daar natuurlijk niet op te wachten. Op zaterdagochtend lonkte het voetbalveld. Daar wilde ik zo snel mogelijk naar toe. Maar mooi niet. Eerst de huur betalen en vervolgens boodschappen doen, dat was jarenlang mijn lot op de vroege zaterdagmorgen. Met lood in mijn schoenen belde ik 's ochtends aan bij de zware voordeur van het statige pand aan de Kerkstraat. Achter die voordeur lag een lange gang. Eentje met een loper en halverwege twee klapdeuren. Zodra ik had aangebeld sloeg de hond aan. Rex. Dat was de grootste boxer ooit, die uit zijn bek meurde en altijd kwijlde. Met een rotgang stoof hij de gang op, boog als Charles Bronson, die met getrokken pistool een herberg binnenstapt, door de klapdeuren en sprong tegen de deur op met een blik alsof hij me wilde verscheuren. Met het angstzweet in mijn bilnaad wachtte ik op het moment dat 'tante Anna' de deur zou openen en ik besprongen zou worden door Rex. Kippenvel over mijn hele lichaam. In de keuken schreef de beminnelijke 'tante Anna' de boodschappenbriefjes en terwijl ik op een stoel zat te wachten had Rex alleen maar aandacht voor mij. Alsof hij de hele week had uitgekeken naar dit moment. Zijn kwijl bedekte weldra mijn kleren en de angstaanjagende blik in zijn ogen vergeet ik nooit meer. Om mijn levenslange angst en afkeer voor honden te duiden hoef ik geen 'terugploeg-sessie' bij een psychiater te ondergaan. Rex en alleen Rex is daar de oorzaak van. Als het eerste boodschappenbriefje klaar was vloog ik opgelucht met een rieten mandje en een grote damesportemonnee de straat op. Dat kon toen nog, de portemonnee los in het mandje. Eerst altijd naar de bakker. De bakker? De bakkers zult u bedoelen. Want om alle klanten tevreden te stellen werden de boodschappen keurig verdeeld. Een half pond boterkoekjes bij Langman de bakker, beschuit bij Van Koot de bakker, krakelingen bij Ultee de bakker, een gesneden bruin bij Wever de bakker, roggebrood bij Van Dijk de bakker en een half wit bij Smink de bakker. Ook de bakkers Montfrans en Knevel kwamen in het rijtje voor. En overal moest ik achteraan sluiten en bij elke bakker was het druk, zo herinner ik mij. En ik had altijd haast want het was zaterdagochtend, ik moest naar het voetbalveld.

Met een mand vol brood, koekjes en beschuit voltrok zich vervolgens weer de martelgang langs Rex. Aan de hand van het volgende boodschappenbriefje haalde ik fruit bij Jas Haverlach, groenten bij Van Dasselaar en geschilde aardappelen bij Wallet aan de Nieuwstraat. Die had daar een speciale machine voor. Ook moest ik nog wel eens naar Bralts de groenteboer. Dat was 'helemaal' halverwege de Venestraat. Maar al deze winkels zaten op loop- en renafstand en renen kon ik als de beste, ook met een boodschappenmandje in de hand. Helemaal met maar één gedachte in het hoofd, zo snel mogelijk op de fiets richting voetbalveld te kunnen stappen. Maar ik was er nog niet want na de bakkers en de groenteboeren kwamen de slagers. Vleeswaren bij Knevel de slager, gehakt bij Roel van Beek de slager en rundvlees bij Couzijnsen de slager. Dit combineerde ik dan meestal met de melkboer. Voor melkproducten hoefde ik alleen maar naar Kroon de melkboer op het Plein. En wilde de familie Wassink vis eten, dan consulteerde ik ook nog even Motshagen de visboer aan de Nieuwstraat. Sigaren voor 'ome Peter' haalde ik bij Peter Wassink aan de Langestraat. Daar was ook de bibliotheek. Bij de bijzondere heer en mevrouw Mol aan het Verlaat moest ik meestal jam, hagelslag en aanverwante spullen halen. Ook bij kruidenier Jan van de Pol op de hoek van de Brink deed ik inkopen. Hondenvoer bij De Ara van Jan Jurling, snoepgoed bij de Lido en als er schoenen 'vermaakt' waren dan herinner ik mij schoenhandel Bos aan de Kolkstraat, naast de latere patatzaak van Arnold Wallet (voorheen 'Kokje') en aannemer Ot Marcus. Drogisterij Knol, de Miwaco, IJzerhandel Van den Ham, het Kalkhok, boek- en kantoorhandel Verhoog, Bijvank, waar kwam ik niet? Bij de zonderlinge gebroeders Verhoog aan het Verlaat was het meestal niet druk maar voordat je had duidelijk gemaakt wat je wilde hebben en voordat er vervolgens was afgerekend, nou, daar ging een hele tijd overheen. 'Mag ik een tube Bison Kid?' De ene broer stond dan wat zenuwachtig op de toonbank te tikken, de ander keek wat schichtig naar buiten. Dan werd steevast de vraag herhaald 'Bison Kid'? 'Ja, Bison Kid' zei ik dan. Dat de tijd voor mij drong, daar hadden de gebroeders geen boodschap aan. Toen een drama, nu een zaak om naar terug te verlangen, die traagheid, pure nostalgie. De gebroeders zouden een aanwinst voor het huidige centrum zijn. Een attractie en regelrechte sensatie. Net als de zaak van de heer en mevrouw Mol aan het Verlaat en vele, vele andere winkeltjes die al lang uit het centrumbeeld zijn verdwenen. Nagenoeg al deze boodschappen zou ik nu bij de supermarkt doen. Niet meer langs acht bakkers of vier slagers. Alles onder één dak. Lekker makkelijk. Het rieten mandje vervangen door een luxe boodschappenkar en zelf afrekenen. Gemak dient de mens. Die tijden van toen komen nooit meer terug. Waar decennia geleden de ene winkel aan de andere grensde in een gebied dat zich uitstrekte over slechts enkele straten van het Nijkerkse stadscentrum, dreigt nu leegstand, kaalslag en saaiheid. De ene na de andere winkelsluiting is een feit. Ben ik een zwartkijker, een doemdenker misschien? Ik constateer slechts wat ik zie en om me heen hoor en dat zie en hoor ik niet alleen.

Alhoewel ik zo'n kleine vijftig jaar geleden iedere zaterdagmorgen baalde als een stekker, niet in de minste plaats vanwege de confrontaties met Rex, is het toch vermakelijk er op terug te kijken en nog leuker er over te kunnen schrijven. Ik ben nog heel veel winkels vergeten te noemen. Gelukkig beperkte mijn rol als boodschappenjongen zich destijds vooral tot de 'foodsector' oftewel de levensmiddelenbranche. Daar was keus te over. En overal was het druk, en overal moest ik achteraan sluiten, en overal moest ik wachten, en ik had juist zo weinig tijd, ik moest naar het voetbalveld. Eenmaal op het Spartaveld kocht ik een flesje Exota, twee trekdroppen en een schuimblok. Dan was ik een kwartje kwijt. Kon net lijden. Dat kwartje had ik die ochtend gekregen van 'tante Anna'. 'Voor je spaarpot', zei ze dan. Ik dacht slechts aan Rex en zag het als gevarengeld.

Deel dit artikel via:
advertentie
advertentie