Ruzie rond asielzoekers

10 april 2012 om 00:00 Nieuws

Analyse

NIJKERK - Veertig burgemeesters, waaronder ook Nijkerks eerste burger Gerard Renkema, hebben onlangs in een brief aan minister Gerd Leers hun onvrede uitgesproken over de uitzetting van asielzoekers. Zij maken bezwaar dat de minister hun bevoegdheden als het gaat om de openbare orde, wil overrulen. De brief heeft ook in Nijkerk verschillende reacties opgeroepen, zoals blijkt uit de ingezonden brieven die elders op deze pagina zijn geplaatst.

door Henk Brinkman

De aanvaring tussen de burgemeesters en de minister is een uiting van groeiende onvrede over het asielbeleid van het kabinet. In veel gemeenten wordt gewerkt aan moties die de minister oproepen tot een 'kinderpardon'. Dat zou moeten gelden voor minderjarige asielzoekers, die al jaren in Nederland verblijven en hier zijn geworteld. Ook het 'illegalenquotum' heeft tot protest geleid.

In september 2011 schreef Leers in een circulaire dat de politie ' exclusief onder mijn gezag staat bij een uitzetting'. Over die passage zijn de burgemeesters verbolgen, omdat burgemeesters verantwoordelijk zijn als het gaat om de openbare orde in hun gemeente, zoals dat ook in de gemeentewet en de politiewet is vastgelegd.

De Nijkerkse burgemeester Gerard Renkema zegt dan ook dat het niet gaat om onwettig verzet tegen de minister. ,,Burgemeesters zijn primair verantwoordelijk voor de openbare orde in hun gemeente. Daar kan de minister niet zomaar omheen. Er is sprake van verschillende bevoegdheden. De openbare orde kan overigens mijn enige argument zijn om niet aan een uitzetting mee te werken. Er is sprake van verschillende bevoegdheden.''

In de brief van de burgemeesters komt dat ook naar voren. Zij schrijven het ,,verbazingwekkend te vinden dat het kabinet dat eenzijdig denkt te kunnen afkondigen zonder wetsvoorstel dat eerst aan de Tweede kamer is voorgelegd.''

Oorlogsmisdaden

Inhoudelijk gaat het vooral om asielzoekers die al jarenlang in onzekerheid leven, omdat zij vallen onder artikel 1F van het Vluchtelingenverdrag. Dat betreft vaak asielzoekers uit Afghanistan, hoewel niet alleen. In de Afghaanse situatie gaat het vaak om mensen die onder het communistische bewind in dienst waren van het Afghaanse leger en met name van de geheime diensten. Die diensten waren verantwoordelijk voor misdaden tegen de menselijkheid zoals martelen en doden van politieke tegenstanders. Hen wordt daarom een asielstatus onthouden. Op zich is daar wat voor te zeggen. Niemand zou, om maar eens iemand te noemen, Desi Bouterse in Nederland als politiek vluchteling willen toelaten, als hij toch zou worden veroordeeld vanwege de decembermoorden van 1982. Dat zou anders liggen als het ging om een onderhoudsmonteur, die destijds in Fort Zeelandia werkte.

De vraag is echter of het echt om oorlogsmisdadigers gaat. Velen van hen waren werkzaam in ondersteunende diensten. Als chauffeur of onderhoudsmonteur. Maar volgens de minister zouden de functionarissen steeds rouleren, zodat mag worden aangenomen dat zij ook in de positie kwamen waarin zij oorlogsmisdaden hebben gepleegd.

De burgemeesters en mensenrechtenorganisaties wijzen er echter op dat in individuele gevallen geen bewijs voor deze stelling wordt aangedragen. Ook wordt er geen strafproces tegen hen aangespannen, waarin bewijs tegen hen wordt aangedragen. Zij kunnen echter ook hun onschuld niet aantonen. Individuele asielzoekers worden vermalen in deze gang van zaken en blijven jarenlang in onzekerheid. Het wrange is dat hun echtgenoten en kinderen vaak wel een definitieve verblijfsstatus verkrijgen, omdat het voor hen te onveilig zou zijn om terug te keren naar conflictgebieden in landen als Afghanistan.

In Nijkerk woont één asielzoeker uit Afghanistan die onder artikel 1F valt. In december 2009 is zijn situatie en die van zijn gezin uitgebreid belicht. Er woonde tot voor kort in Hoevelaken ook een Afghaans gezin in dezelfde omstandigheden. Dat gezin is naar Engeland verhuisd.

Deel dit artikel via:
advertentie
advertentie