Raad van State: 'Geen onaanvaardbare geurhinder mestopslag'

NIJKERK Een verzoek handhavend op te treden tegen de mestopslag bij een biologische melkveehouderij in Nijkerk is terecht geweigerd door het college van burgemeester en wethouders.

Wijnand Kooijmans

Tot die conclusie komt de Raad van State. Voor de mestopslag van achthonderd kubieke meter vaste mest is in 2017 de benodigde vergunning afgegeven door het Nijkerkse college. Een buur die op zo'n 25 meter afstand woont van de mestopslag, diende een verzoek in bij de gemeente handhavend op te treden. Hij geeft aan geuroverlast te ondervinden.

Het hoogste Nederlandse rechtscollege oordeelt dat de gemeente de milieugevolgen van de mestopslag heeft beoordeeld op grond van de toen geldende regels. De bezwaarde heeft in de ogen van de Raad van State niet aannemelijk kunnen maken dat de geurhinder daarna is gewijzigd. Daarmee staat vast dat het college het niveau van de geurhinder aanvaardbaar vindt.

Tijdens de zitting van de Raad van State heeft de gemeente aangegeven dat er geen sprake is van een onaanvaardbaar niveau van geurhinder. Het gaat om de opslag van droge mest in een gebouw dat aan drie zijden dicht is waardoor, gezien de plaatselijke situatie, de geuroverlast voldoende wordt beperkt.

De Raad van State vindt dat de gemeente Nijkerk niet in strijd met de wet heeft gehandeld en ook geen nader onderzoek hoeft te doen naar geurhinder. De eindconclusie is daarmee dat het college terecht heeft besloten niet handhavend op te treden.